Op 21 september 2016 organiseerde de fractie van GroenLinks Amstelveen een avond in de buurtkamer Keizer Karelpark om met mensen te praten over het basisinkomen. Om de discussie te voeden waren de volgende sprekers uitgenodigd:

1. Alexander de Roo - Vereniging Basisinkomen

2. Monique Sparla - Vrouwen Partij

3. Ben Ligteringen - Werkgroep Economie GroenLinks

4. Jan Atze Nicolai en Brigitte Scheepma - Raadsleden GroenLinks Friesland

I. Alexander de Roo (Vereniging Basisinkomen; Europees Parlement 1999-2004)

Het basisinkomen is geen nieuw idee en reikt terug tot Thomas Moore, die al in de 16e eeuw beargumenteerde dat iedereen in Engeland van een inkomen voorzien moet zijn. Verder dan een idee kwam het in Nederland echter niet en later leek het door risicoverzekering overbodig.

Vanaf 1944 leefde de interesse voor het basisinkomen weer op en wereldwijd werden experimenten gestart. De meesten van deze experimenten werden echter vroegtijdig de nek om gedraaid door wisselingen van de politieke macht. Toch leken de geboekte resultaten aan te tonen dat mensen juist initiatiefrijker werden omdat ondernemen minder risico’s met zich meedraagt.

In het huidige systeem kan het basisinkomen veel problemen oplossen; zowel sociaal, economisch als wat betreft de versimpeling van overheidsbeleid. Volgens de Roo past het ook beter bij de huidige trend waarbij de hoeveelheid vaste banen versus flexibele banen afneemt en de robotisering almaar toeneemt.

II. Monique Sparla (Vrouwen Partij)

Een basisinkomen biedt meer kans op gelijkwaardigheid en stimuleert de circulaire economie. Daarmee constitueert het een van de funderingen van een gender gelijkwaardige samenleving. Op dit moment hebben in Nederland 3,2 miljoen vrouwen geen eigen inkomen, terwijl zij in de informele sector wel veel werk leveren.  Het verschil tussen formele en informele arbeid moet kleiner. Dit herstelt de balans in de relatie tussen man en vrouw.

Daarbij moet er een verschuiving komen van winstmaximalisatie op de productie naar maximalisatie van menselijkheid. Het basisinkomen versterkt het grondrecht van mensen om zichzelf te kunnen ontwikkelen.

Daarentegen waarschuwt Sparla wel dat bij de invoering van het basisinkomen ervoor gewaakt moet worden dat mensen niet in een armoedeval terechtkomen. Ook mag het niet gezien worden alsof mensen dan in dienst staan van de overheid; het basisinkomen moet een onvoorwaardelijk recht zijn.

III. Ben Ligteringen (Werkgroep Economie GroenLinks)

Ligteringen en zijn werkgroep zijn kritisch ten aanzien van het onvoorwaardelijk basisinkomen. Werk en inkomen moeten niet volledig losgesneden worden. Zodra dat gebeurt fungeert het namelijk als een subsidie voor de werkgever waar de ‘onderkant’ van de maatschappij niet van mee profiteert. Het alternatief dat zij aandragen is de basisbaan in plaats van een basisinkomen. Als de overheid meer investeert in menselijk kapitaal, zullen zij ook beter bijdragen aan de maatschappij.

Bovendien gaat Ligteringen in tegen projecties van de toekomst die schetsen dat de maatschappij straks voornamelijk bestaat uit flexbanen en dat men de vrijheid van de arbeid bejubelt. De toename van flexwerk is niet per se een trend van de arbeidsmarkt, maar enkel veroorzaakt door politieke keuzes die ook weer terug te draaien zijn (in dit geval de begunstiging van de werkgever). Verder is de vrijheid van de arbeid geen echte bevrijding omdat minder productieve mensen dan ook minder makkelijk aan bijvoorbeeld een sociale werkplek komen.

IV. Jan Atze Nicolai en Brigitte Scheepma (Raadsleden GroenLinks Friesland)

De economie draait voor een groot deel op informele arbeid en deze bijdrage aan de maatschappij dient beloond te worden. Mensen werken nu en de banken verdienen het geld. Ook staan te veel mensen nog aan de kant, terwijl werkeloosheid een maatschappelijk probleem is en niet enkel dat van het betreffende individu. Het basisinkomen is in feite een nieuwe vorm van solidariteit.

In Friesland lijkt nu de politieke wil te bestaan om te starten met een pilot. In Leeuwarden is reeds een motie aangenomen om mogelijkheden hiertoe te onderzoeken. In 2018 komt de stad sowieso al in de schijnwerpers als ‘culturele hoofdstad’ en dat wordt gezien als een mooie gelegenheid om gelijk de aandacht te vestigen op het basisinkomen.

Tot slot

Na de inleidingen van de sprekers wordt er door de aanwezigen gediscussieerd aan de hand van vier stellingen. Naast enthousiasme voor het idee van een basisinkomen, komen er ook kritische geluiden op: ‘Zal de inkomensongelijk niet juist toenemen?’, ‘Hoe gaan we om met mensen die geen bijdrage aan de maatschappij willen leveren?’en ‘Hoe kan je in een mondiale wereld regionaal experimenteren met een basisinkomen?’.  De zaal lijkt redelijk eensgezind in de gedachte dat het tijd is om te experimenteren met het concept.

Van tevoren en naderhand vindt er nog een peiling plaats onder de ruim dertig aanwezigen. Respectievelijk zijn er 23 en 22 mensen voor en tweemaal 7 tegen. Geen grote verrassingen dus, maar bij het spoeden naar de borrel doen de gesprekken vermoeden dat de diverse perspectieven toch voldoende stof tot nadenken hebben gegenereerd. Al met al een geslaagde avond.